Wij zijn verhuisd naar https://cornelisbakkerfoundation.eu
Even geduld alstublieft, u wordt doorverbonden...
Rotterdamse Schilders en Tekenaars 1770-1920
1771-1849
Een van Haucks leerlingen was de 13-jarige, uit Goedereede afkomstige Cornelis Bakker, zoon van Job Krijnse Bakker, meester-kuiper, bode en burgemeester, en van Jannetje Kievit. Bakker ging inwonen bij zijn leermeester in Rotterdam. Hij kreeg tevens les bij het Tekengenootschap. Deze zeer begaafde leerling ontving bij het Genootschap diverse prijzen, maar de belangrijkste was wel de ereprijs in 1790 voor het tekenen naar levend naakt mansmodel. Deze prijs – een extra prijs, aangezien hij alle andere al had gewonnen – gaf hem toegang tot het werkend lidmaatschap van het Genootschap. Het behalen van deze prijs was voor hem dus statusverhogend. Voortaan mocht hij tekenen samen met de leden uit de hogere burgerstand.
Bakker werd verliefd op Susanna Eva Hauck, de enige dochter van Hauck, met wie hij in 1795 in het huwelijk trad.
Op dat moment was het kunstklimaat in Rotterdam schraal en armoedig te noemen. Het aantal kunstenaars was gereduceerd tot zo’n tien. De verschraling werd nog erger, toen in 1810 de inlijving met Frankrijk een feit werd. De werkloosheid was enorm en de handel lag nagenoeg stil. Het geven van privétekenlessen was voor Bakker noodzakelijk om enige inkomsten te genereren. In 1798 volgde hij zijn schoonvader op bij het Tekengenootschap, een functie die hij tot 1835 zou vervullen. Bakker hield zich vooral bezig met de portretkunst en genrestukken (binnenhuizen), maar hij specialiseerde zich in de miniatuurportretkunst, een vak dat hij van zijn schoonvader had geleerd. Ook voor hem gold, net zoals voor Hauck, dat het tekenonderwijs hem uiteindelijk zoveel werk verschafte dat zijn ‘vrije’ werk in het gedrang raakte.
Het echtpaar Bakker-Hauck kreeg vijf kinderen, van wie Job Augustus Bakker en Aren Bakker in de voetsporen van hun vader zouden treden.
Een van de leerlingen aan wie Cornelis Bakker bij het Tekengenootschap les gaf, was Hendrik van de Laar (1780-1843) uit Breda. Deze was op dat moment meester-schilder, dus huisschilder. De reden waarom Van de Laar in Rotterdam les nam, is onbekend. Van oudsher was Brabant veel meer op het zuiden gericht. Het was dan ook logisch geweest als Van de Laar naar Antwerpen zou zijn gegaan. Hendrik van de Laar trouwde in 1801 met de 29-jarige Cornelia van Milligen, weduwe van Bernard Harmeijer, die was achtergebleven met vier jonge kinderen. Het echtpaar Van de Laar-van Milligen kreeg vervolgens vijf kinderen. Hun zonen Bernardus van de Laar en Jan Hendrik van de Laar werden kunstschilder. Hun dochter Johanna Bernadina van de Laar (1802-1845) zou trouwen met Franciscus Pieter Bakker (1804-1860), zoon van Cornelis Bakker en Susanna Eva Hauck. Daarmee raakten de beide families aan elkaar verwant.